Pagina's

30 november 2010

23 november 2010

atelier

Rozerood en zacht. Volle zoetheid van zomerzwoele nacht. Ach, hoe had ze het gemist, deze mengeling van natuur en kitsch. In haar hand, kwetsbaar, een bijna uitgebloeid exemplaar. Slapjes vielen de blaadjes open en gaven haar het gevoel te zweven op een tapijt van geur. Welhaast aaibaar en wuft lag ze daar in de holte van haar hand. Ze kneep hem dicht. Met een zware zucht gaf de roos haar wat haar toekwam. Een hand vol romantiek, groter geworden door het fijn te knijpen. Ze legde haar gezicht in de geplette losse blaadjes en wreef zich in met de roosheid.

Ze bewoog haar hoofd heen en weer en steeds kwam de roos voorbijgezweefd. Ze nam kleine hapjes lucht, heel voorzichtig ademde ze door haar neus. Verfijning. Groots en fragiel. Omhullend. Een jas van bloem. Ze stak haar armen door de mouwen en trok de geur strakker om zich heen. Ze verloor terloops wat sap uit haar linker ooghoek en veegde dat weg met de punt van haar mantel.

Mantel der liefde.

Daar stond ze dan. Met bloedend hart. Ze had zich lelijk opengehaald aan de doornen van het leven. Daar hielp geen moedertje lief aan. Ze pakte de snoeischaar en begon te knippen. De rozentuin. Het rosarium. Ze schamperde wat voor zich uit. Tot op de grond gelijk, zo zou ze ze wel temmen, dat wellustige gebloemte dat zo gruwelijk haar verlorenheid etaleerde.